Wie is Frans M. Olbrechts

Frans Olbrechts (1899-1958) heeft vooral faam verworven als etnoloog-antropoloog, als professor in de etnologie aan de universiteit van Gent, als kenner van de Indiaanse en Afrikaanse kunst en cultuur, als verzamelaar van etnische kunst en organisator van indrukwekkende etnografische tentoonstellingen en als directeur van het Museum van Belgisch-Congo. Hij maakte deel uit van vele wetenschappelijke colleges en commissies. Nochtans zou hij zonder zijn aandacht voor de volkskunde allicht nooit de wetenschapper geworden zijn die hij geworden is. Er zijn over hem heel wat biografieën geschreven en hij wordt op ruim honderd websites vermeld.

Example pic Frans Olbrechts met Dan acrobaten meisjes te Man, Ivoorkust, 1939 Fotograaf: P. J. Vandenhoute Foto: Collectie MAS (Etnografische collecties Afrika, AE. 2003.0020.0044D)







Een oud Mechelsch bezweringsformulier

Frans Olbrechts wordt in Mechelen geboren op 16 februari 1899. Hij werkt twee jaar als kantoorklerk in Antwerpen tot hij in 1921 dankzij een studielening van de Universitaire Stichting in Leuven Germaanse Filologie kan aanvatten. Spoedig blijkt dat hij sterk aangesproken wordt door de uitingen van het volksleven zoals blijkt uit enkele gepubliceerde opstellen, respectievelijk over het Theofilusmotief in het volksverhaal en over avondrijmpjes. In de jaren 1922-23 bouwt de student goede relaties op met mensen die zich inlaten met volksgeneeskunde en bij een actieve Mechelse belezer ontdekt hij een oud bezweringshandschrift waarover hij hoopt te kunnen doctoreren. Hij heeft met het oog daarop al een Vragenlijst tot het verzamelen van folklore gepubliceerd. De studie waarmee hij in 1925 de doctorstitel summa cum laude behaalt, wordt een paar jaar later door de Koninklijke Vlaamse Academie bekroond en uitgegeven onder de titel Een oud Mechelsch Bezweringsformulier, uitgegeven, ingeleid en verklaard door Dr. F. M. Olbrechts. Het is veel meer dan een gewone gecommentarieerde tekstuitgave. Om het Mechelse handschrift in een algemeen kader te plaatsen doet Olbrechts een beroep niet enkel op West-Europese publicaties maar ook op niet-Europese etnologische bronnen. Het is een sterk onderbouwde synthese over het wezen en de oorzaak van ziekten in het volksgeloof, over de genezingsmethoden in de volksgeneeskunde en over alle aspecten van het verschijnsel ziektebezwering. Deze onderscheiding levert Olbrechts een reisbeurs op voor een studieverblijf in de Verenigde Staten. De Vlaamse volkskundige Maurits De Meyer geeft hem de aanbeveling contact op te nemen met professor Franz Boas, hoofdredacteur van de Journal of American Folklore, een tijdschrift dat zich bij voorkeur toelegt op de cultuur van de Indianen in Noord-Amerika. Al in september 1925 arriveert Olbrechts in New York en gaat hij in de leer bij de beroemde Boas aan het Department of Anthropology van de Columbia University te New York. Daarmee slaat hij de weg in naar de etnologie, die in die tijd trouwens van de volkskunde niet zo streng gescheiden werd.

Example pic De jonge Frans Olbrechts, ca. 1922 Foto: Collectie Letterenhuis, Antwerpen (O203, n°. 162772/7)














Veldonderzoek bij de Cherokee in Amerika

In de zomer van 1926 komt Olbrechts even naar Mechelen terug om er te trouwen met Margriet Maurissens en neemt haar mee naar Amerika voor zijn tweede jaar opleiding. Zij weten wat hun te wachten staat: veldwerk in de Cherokee Indian Reservation. Olbrechts' taak bestaat erin de studie af te maken van een genezersmanuscript in Cherokee-schrift, dat in 1880 was ontdekt en waaraan de intussen overleden Amerikaanse etnoloog James Mooney was begonnen. In 1928 legt Olbrechts de laatste hand aan zijn studie, maar pas in 1932 kan hij het verschijnen ervan begroeten als The Swimmer manuscript. Cherokee secret formulas and medicinal prescriptions by James Mooney, revised, completed and edited by Frans M. Olbrechts. Het staat vast dat de missie van de jonge Olbrechts te danken is aan zijn volkskundig proefschrift in België en dat hij zonder zijn volkskundige start nooit tot dit resultaat zou zijn gekomen. Volgend op zijn studieverblijf bij de Cherokee, vat Olbrechts in 1929-30 een onderzoeksproject aan bij de Onondaga in de staat New York. De tijdens zijn twee verblijven op het terrein aangelegde verzamelingen bevinden zich vandaag hoofdzakelijk in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel.

Example pic Frans en Margriet voor hun huis in het Onondagareservaat, New York State, VSA, ca. 1929 Foto: Collectie Letterenhuis, Antwerpen (0203, n°. 162725/20)









Onderzoeker bij de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (Brussel)

Intussen groeit Olbrechts' reputatie in de Verenigde Staten en is voor hem in dat land een schitterende toekomst weggelegd. Maar hij acht het zijn plicht zijn talenten in dienst van zijn eigen land en van het Vlaamse volk te stellen, al is het voor een etnoloog niet gemakkelijk om hier carrière te maken. In 1930 krijgt hij zijn eerste aanstelling in België als attaché voor etnografie bij de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel, waar hij de leiding krijgt van de Etnografische Afdeling. Als gevolg van zijn benoeming in het Brusselse museum spitst Olbrechts zich ook meer en meer toe op de studie van Afrika. Een in opdracht van het Jubelpark uitgevoerde verkennings- en verzameltocht door West-Afrika in 1933 zal deze nieuwe interesse bezegelen. Olbrechts reist in het gezelschap van de uit Bergen afkomstige botanicus Houzeau de Lehaie. Het verslag van die eerste Afrikareis is te lezen in Het roode land der zwarte kariatieden, in 1935 uitgegeven door het Davidsfonds.

Example pic Boekomslag van Het roode land der zwarte kariatieden van Frans Obrechts, Leuven: Davidsfonds, 1935, 209 p. Collectie Bibliotheek EVA (Etnografische Verzamelingen Antwerpen, Hessenhuis, n° AF/A.0016)















Als docent aan de Universiteit Gent

Olbrechts' groeiende bedrijvigheid als docent is eveneens te situeren in de jaren 1930. Naast occasionele lessenreeksen over etnologie en "primitieve kunst", voert Olbrechts in 1932 de studie van de primitieve kunst in aan de Universiteit Gent. Van meet af aan predikt hij een holistische benadering, waarbij antropologische en kunstwetenschappelijke inzichten worden gecombineerd om tot een alomvattend begrip te komen van het (niet-Westerse) kunstwerk. Wanneer hij in 1935 voltijds benoemd wordt aan de Universiteit Gent, zegt hij zijn Brusselse museumambt voorgoed op. Tijdens het academiejaar 1936-37 is Olbrechts opnieuw actief in de Verenigde Staten als gasthoogleraar aan de Columbia University. Terug in België, sticht Olbrechts in 1939 te Gent een Centrum voor de Studie der Afrikaansche Kunst. In de context van de taken van het nieuwe studiecentrum benadrukt Olbrechts het belang van de chronologische studie van de Afrikaanse kunst en de erkenning van de rol van de individuele kunstenaar in het scheppingsproces. Aanleiding tot de oprichting van het centrum aan de Universiteit Gent is de monumentale Kongo-kunst-tentoonstelling - met om en bij 1750 catalogusnummers - die Olbrechts in 1937 in samenwerking met het stadsbestuur van Antwerpen op het getouw zet. Deze baanbrekende expositie, die gedurende amper drie weken, van 24 december 1937 tot 16 januari 1938, in de Antwerpse Stadsfeestzaal op de Meir loopt, bestaat uit drie afdelingen. Met zijn 1525 voorwerpen, in de eerste plaats ontleend aan tal van privéverzamelingen die Antwerpen rijk is, vormt de afdeling Kunst in Kongo het hart van de tentoonstelling. De bescheiden begeleidende catalogus zou als basis dienen voor Olbrechts' magnum opus in de kunstwetenschap over Afrika: het boek Plastiek van Kongo dat, hoewel voltooid in 1939, pas na afloop van W.O. II, in 1946, gepubliceerd wordt door de Standaard-Boekhandel.

Example pic Enkele van Olbrechts' studenten, waaronder Albert Maesen, Jozef Weyns en Edith, dochter van de kunstschilder Frits Van den Berghe, ca. 1935 Foto: Collectie Letterenhuis Antwerpen (O203, n° 162770/12)









Example pic Affiche van de Kongo-kunst tentoonstelling naar een ontwerp door Jean Van Noten. Lithogravure, H. 84 cm, B. 57 cm Collectie MAS Antwerpen (AE.2001.0026.D)















Naar de Ivoorkust

Het succes van de tentoonstelling leidt tot nog een ander historisch gebeuren: de zogeheten Ivoorkust-expeditie die van november 1938 tot september 1939 loopt en mede tot stand komt dankzij de vrijgevige steun van een aantal Antwerpse mecenassen, onder wie enkele van de bruikleengevers van de Kongo-kunst-tentoonstelling. Berustend op een samenwerkingsakkoord tussen de Universiteit Gent en het Museum Vleeshuis te Antwerpen, voeren twee van Olbrechts' studenten, Pieter Jan Vandenhoute en Albert Maesen, onder de leiding van hun mentor een op kunst toegespitst onderzoeksproject door bij twee volken in Ivoorkust: de Dan en de Senufo.
Example pic Frans Olbrechts en zijn student Pieter Jan Vandenhoute, 1940 Foto: Collectie Letterenhuis, Antwerpen (O203).










Het atlasproject

Hoewel Olbrechts vanaf 1930 definitief in het etnologische spoor loopt, heeft hij na 1930 nog heel wat energie over voor volkskundige aangelegenheden. Hij schrijft en houdt lezingen over de relatie, de verwantschap en de overeenkomsten tussen etnologie en wat toen nog folklore werd genoemd. Hij blijft zich interesseren voor de wetenschap waarmee hij was doorgebroken. Vooral van betekenis is zijn rol bij de totstandbrenging en het korte maar boeiende bestaan van de Zuidnederlandse Centrale voor Folklore-Onderzoek. Naar het voorbeeld van de Atlas der deutschen Volkskunde werken enkele volkskundigen aan een project voor een gelijkaardige atlas in samenwerking met Nederlandse collega’s. Olbrechts neemt een groot deel van het materiële werk op zich. In 1934 organiseert de Zuidnederlandse Centrale groots opgezette folkloredagen in Gent en Leuven om het atlasproject te promoten. Maar wanneer een subsidieaanvraag van de Centrale bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek wordt afgewezen en een Nederlands comité wegens onenigheid maar niet tot stand komt, deemstert de Zuidnederlandse Centrale voor Folklore-onderzoek weg. In ieder geval draagt de inzet en de dienstbaarheid van Olbrechts bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van een Nationale Commissie voor Folklore (1937), die een jaarlijkse bibliografie zou uitgeven en die zou uitmonden in de Koninklijke Belgische Commissie voor Volkskunde (KBCV), later vervangen door het Vlaams Centrum voor Volkscultuur (VCV), heden FARO. Na 1934 was Olbrechts in de wereld van de volkskunde nauwelijks nog aanwezig. In 1936 verschijnt zijn Ethnologie. Inleiding tot de studie der primitieve beschaving. Binnen de volkenkunde wordt de kunst meer en meer zijn centrale onderwerp van studie en wordt Afrika zijn voornaamste werkterrein.
Example pic Omslag van Ethnologie. Een inleiding tot de studie der primitieve beschaving (1936), 342 p. Collectie Bibliotheek EVA (Etnografische Verzamelingen Antwerpen, Hessenhuis; n° AL/B.0077)
















Directeur van het Museum van Belgisch-Congo

Olbrechts' loopbaan ondergaat een nieuwe wending wanneer hij in 1947 benoemd wordt tot directeur van het Museum van Belgisch-Congo, zoals het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika te Tervuren sinds 1908 heet. Zijn nieuwe functie verschaft hem een sleutelpositie in de verdere ontwikkeling en professionalisering van zowel de antropologie als de studie van de Afrikaanse kunst. Als bestuurslid en voorzitter van de afdeling Menswetenschappen van het in 1948 opgerichte Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal-Afrika (IWOCA), staat Olbrechts daarenboven aan de basis van het antropologisch veldwerk in de toenmalige kolonie en naburige landen. Het IWOCA maakt het mogelijk om een programma op te starten ter ondersteuning van langdurig veldwerk in Afrika. Dankzij Olbrechts’ persoonlijke inzet krijgen enkele jonge wetenschappers met de bijstand van het IWOCA de kans om hun theoretische opleiding in de praktijk om te zetten en onderzoek op het terrein te verrichten. Ondanks zijn talrijke verplichtingen als museumdirecteur, blijft Olbrechts tot zijn overlijden als docent actief aan de Universiteit Gent. Zijn studenten prijzen naast zijn vakkennis vooral zijn charismatische persoonlijkheid. Olbrechts sterft op amper 59-jarige leeftijd, op 24 maart 1958, te Aken. Niettemin leeft zijn herinnering tot vandaag verder in zijn talrijke geschriften en in het werk van de studenten die het voorrecht hadden om door hem te worden opgeleid. Ten slotte mogen we niet vergeten de grote verdienste van mevr. Olbrechts, Margriet Maurissens (°1901-1998), in herinnering te brengen. Zij is de deelgenote van haar man in de Amerikaanse periode en leeft met hem onder de indianen; ze is zijn eerste hulp bij zijn werk en een zorgzame gastvrouw. Iets van zijn eerste, grote wetenschappelijke liefde liet zij voortleven door een genootschap op te richten dat zijn naam draagt.

Example pic Margriet Maurissens en Frans Olbrechts. Foto: Collectie MAS (archief Etnografische collecties, dossier Olbrechts).








Example pic Margriet Olbrechts-Maurissens in haar appartement Seniorie Van Ryswyck (Antwerpen), 1994. Op de tafel zien we enkele Afrikaanse kunstvoorwerpen die ze schonk aan het KMMA (Tervuren). Foto: Collectie MAS (archief Etnografische collecties, dossier Olbrechts)










Tekst gebaseerd op:
- Constantijn Petridis, Cleveland Museum of Art, op http://www.ugentmemorie.be/personen/olbrechts-frans-1899-1958
- Constantijn Petridis, Frans Olbrechts (1899-1958) op zoek naar kunst in Afrika, 2001, Antwerpen: Etnografisch Museum.
- Jozef Van Haver, De opgang van de jonge Olbrechts. Het driedubbele spoor, in: Volkskunde, 101 (2000), 3-19
- Jozef Van Haver, 30 jaar F.M. Olbrechtsstichting ter bevordering van het volkskundig onderzoek, vzw., in: Volkskunde, 101 (2000), 29-34.